Cajanus Haarlem 2016 - Preview een gigantische opera

Het verhaal.
HAARLEM - We bevinden ons in Haarlem in het jaar 1749. De 2,5 meter lange Daniël Reus-Cajanus “Mynheer” Cajanus ligt in zijn speciaal op maat gemaakte bed in het Haarlemse Proveniershuis, waar hij zich heeft ingekocht om tot zijn dood verzorgd te worden. Roelof Sweris, zijn trouwe vriend en begeleider op tournees, heeft de dokter erbij gehaald. Cajanus heeft pijn in zijn botten en brengt het niet meer op om zich dagelijks urenlang tentoon te stellen. Door een dubbele dosis medicijnen glijdt Cajanus weg in een roes. Visioenen en flarden uit zijn leven spelen hem parten.

We zien hoe hij als jongeman Finland verliet omdat hem verboden werd het meisje van zijn dromen te trouwen. Hij had haar namelijk ongewild liefkozend bezeerd. Hij besloot zijn vervloekte gestalte dan maar te gelde te maken door zich voor een honorarium, kost en inwoning tentoon te stellen aan Europese Hoven en bij welgestelden, die graag met de reus pronkten.

Na vele omzwervingen komt Cajanus in contact met het Haarlemse echtpaar Metz. Zij bezitten, naast Herberg De Gouden Leeuw in Haarlem, ook café Blaauw Jan in Amsterdam, met daarachter een Menagerie vol uitheemse diersoorten. De opportunistische Metz ruikt geld en voegt de reus Cajanus gretig toe aan zijn collectie. Het volk stroomt toe, maar Metz wil meer en haalt de 75 cm kleine Wybrand Lolkes uit Friesland. Wybrand is in alles zijn tegenpool. Waar Cajanus erudiet en voorkomend is, is Wybrand brutaal, ongeremd en vol testosteron.

Op het moment dat Metz wetenschappers op Cajanus afstuurt, om hem te onderzoeken, blokkeert hij. Hij wil niet als object gezien worden. Hij geeft ook niet thuis wanneer mevrouw Metz een theekransje organiseert om Cajanus aan een vrouw te helpen. Wybrand begrijpt er niets van!

Na een dampartij slaat Cajanus zijn winnende tegenstander enthousiast op zijn schouder om hem te feliciteren. De arme man valt terstond neer en is er slecht aan toe. Hoewel hij het niet expres deed, vlucht Cajanus beschaamd naar Haarlem, bang dat de ware reden voor zijn vluchtelingenbestaan aan het licht zal komen.

Terug in het Proveniershuis, tijdens één van zijn hallucinaties, wordt duidelijk welk vreselijk geheim Cajanus al die jaren met zich meedraagt. Roelof Sweris heeft Cajanus horen schreeuwen en onbedoeld heeft de reus zijn levensverhaal aan hem opgebiecht.

Dan verschijnt moeder Anna aan Cajanus’ bed. Ze komt haar zoon halen, maar de invalide Cajanus kan niet meer lopen. Zijn moeder stelt hem gerust: zijn lichaam heeft hij nu niet meer nodig, dat kan hij achterlaten. Cajanus grijpt haar uitgestoken hand. Roelof Sweris is ontroostbaar en organiseert een gigantische uitvaart: Cajanus’ laatste optreden. Een grote kar, door paarden voortgetrokken, rijdt de extra lange kist heel Haarlem door, naar de Bavokerk. Onder welke steen Cajanus begraven ligt, blijft geheim, geheel volgens Cajanus’ wens.

##